Nieuwe ontwikkelingen rondom schijnzelfstandigheid: wegen alle gezichtspunten even zwaar in de beoordeling? Al langere tijd is er veel te doen rondom de inzet van zzp’ers. Sinds 1 januari 2025 is het handhavingsmoratorium rondom de handhaving op schijnzelfstandigheid opgeheven, waardoor de handhaving is hervat.
Of iemand feitelijk gezien een werknemer is, of dat er sprake is van schijnzelfstandigheid, moet worden beoordeeld aan de hand van de gezichtspunten die zijn geformuleerd in het Deliveroo-arrest. Een recente uitspraak heeft een nieuw licht geworpen op de wijze waarop deze gezichtspunten moeten worden uitgelegd.
Er was nog onduidelijk of het ene gezichtspunt zwaarder woog dan het andere gezichtspunt bij de beoordeling van schijnzelfstandigheid. Daar is nu duidelijkheid in gekomen.
Het Deliveroo arrest
In het Deliveroo arrest heeft de Hoge Raad negen gezichtspunten geformuleerd. Aan de hand van deze gezichtspunten kan worden bepaald of er sprake is van een werknemer of een zzp’er. Deze gezichtspunten worden ook door de Belastingdienst gebruikt bij de beoordeling of er sprake is van schijnzelfstandigheid bij een bedrijf of organisatie.
De negen gezichtspunten luiden als volgt:
- De aard en de duur van de werkzaamheden;
- De manier waarop de werkzaamheden en werktijden worden bepaald;
- De mate waarin de werkzaamheden en degene die de werkzaamheden verricht, zijn ingebed in de organisatie en de bedrijfsvoering van het bedrijf of de organisatie;
- Het al dan niet bestaan van een verplichting om het werk persoonlijk uit te voeren;
- De manier waarop de contractuele regeling over de werkzaamheden tot stand is gekomen;
- De manier waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd;
- De hoogte van de beloningen;
- De vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt;
- Of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen.
Na deze Deliveroo-uitspraak bestond nog onduidelijkheid over de uitleg van de gezichtspunten. Over deze onduidelijkheid heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan op 21 februari 2025.
Oordeel Hoge Raad
De vragen die de Hoge Raad in dit arrest moest beantwoorden, zagen onder andere op de betekenis die moet worden toegekend aan de hiervoor genoemde gezichtspunten.
De Hoge Raad oordeelt dat alle omstandigheden van het geval bij de beoordeling moeten worden betrokken. Er bestaat dus geen rangorde, waarbij het ene gezichtspunt belangrijker is dan het andere gezichtspunt.
Eerder heerste namelijk de vraag of gezichtspunt negen (over het ondernemerschap) van ondergeschikte waarde was ten opzichte van de andere gezichtspunten. Nu geen rangorde bestaat tussen de gezichtspunten, weegt het gezichtspunt ‘ondernemerschap’ dus volledig mee in de beoordeling of wel of niet sprake is van een arbeidsrelatie.
Is er een rangorde tussen de gezichtspunten?
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van schijnzelfstandigheid, moeten dus alle omstandigheden van het geval worden meegenomen. Dat iemand zich als ondernemer gedraagt of kan gedragen, is dan ook zeker van belang bij de beoordeling.
Het is dus mogelijk dat voor precies dezelfde werkverschaffer de ene werker werkzaam is als werknemer en de andere als opdrachtnemer.
Zijn er vragen of dit onderwerp of wil je eens overleggen over een specifiek geval? Neem dan gerust contact op.