Wanneer stinkt stank voldoende om onrechtmatig te zijn? Die vraag houdt rechters met enige regelmaat bezig. Juridisch struikelblok in die zaken is dat geur subjectief is. Om geurhinder te objectiveren, zoeken rechters in de regel aansluiting bij de geurnormen in de wet. Die normen zijn vaak echter een doorn in het oog van omwonenden die geuroverlast ervaren, omdat ze als te hoog worden ervaren. Dat gaf de Rechtbank Den Haag eerder aanleiding om van de wettelijke normen af te wijken en een zelf geconstrueerde geurnorm van 19,4 ouE/m3 in het leven te roepen. Valkuil was echter dat de norm arbitrair is, waardoor de vraag was of de geurnorm van de rechtbank 'een blijvertje' is.
Op die vraag is inmiddels antwoord. Het Hof Den Haag heeft in hoger beroep namelijk geoordeeld dat geurhinder weliswaar kan worden getoetst aan een bepaalde norm, maar dat daarnaast ook alle overige omstandigheden van het geval van belang zijn. Het hof zoekt aansluiting bij de hoogste geurhindercategorie in de Handreiking geurhinder en veehouderij. Dat is 25 ouE/m3. Volgens het hof is er bij geurhinder boven deze norm ‘een sterke indicatie’ dat sprake is van onrechtmatigheid. Het hof tekent daarbij echter aan dat de omstandigheden van het geval dienen te worden meegewogen en wijkt daarmee dus af van de rechtbank, die eerder oordeelde dat alle geurhinder boven 19,4 ouE/m3 onrechtmatig is.
De conclusie van het hof is dat de rechter alleen kan ingrijpen in ‘extreme gevallen’ van geurhinder. Dat dergelijke extreme gevallen in Nederland bestaan, volgt uit het feit dat het hof de vorderingen van enkele omwonenden toewijst. Wellicht is dat de reden dat aangescherpte geurnormen in de politieke pijplijn zitten.
Meer weten over het arrest van het hof? Lees dan mijn (openbare) blog op Verzekeringsrecht, Aansprakelijkheid, Schade en Toezicht via deze link.